LEGACY (2014-16)



Scene 1: Inleiding, het witte doek in de woestijn

Drie verlaten woestijnbeelden volgen elkaar op. In de beelden wordt er licht horizontaal bewogen en is de geluid van wind hoorbaar. Na deze beelden volgt een woestijnbeeld van een vlakte, dit  vanop een hoger gelegen helling gezien. De geluid van de wind gaat vloeiend over in het geluid van geadem). Op de vlakte ligt in de verte iets wat niet duidelijk is.

Er wordt langzaam ingezoomd op dit “ding” terwijl het geadem steeds luider wordt. De aard van het voorwerp wordt duidelijk: het is een opgefrommeld wit, vuil stuk doek/kledij.  Ondertussen gaan ademgeluiden steeds sneller, opgejaagder, bijna paniekerig. Met één shot wordt nu het beeld gevuld door de close-up van het wit doek, dat licht beweegt in de wind. Alle geluid stopt bij het verschijnen van dit beeld.

Scene 2: Rijen

Het beeld van een blote, vuile, onverzorgde voet (slechts één van de twee voeten is zichtbaar in het beeld) die op woestijnachtige grond staat, beeld erachter is onduidelijk en wazig gemaakt (in werkelijkheid staan er heel wat mensen achter). Er is licht getik hoorbaar (van wandelstok op vloer). Ondertussen gaat het beeld van de voet naar de hand van de persoon en zo naar het gezicht (onverzorgd, ze draagt een vuil, witte doek als kledij zoals in de eerste scene). Het is een vrouw die recht vooruit kijkt, met een lege blik, bijna doods, maar met tranen in haar ogen. Het getik gaat verder. Nu gaan we over het hoofd van de vrouw en wordt het beeld erachter duidelijk, namelijk een grote groep mensen die erachter in meerdere rijen staan. Allemaal met de handen naast het lichaam, de blik levenloos vooruit, in dezelfde vuile, witte doeken. Het getik wordt langzaam luider. 

Het volgend beeld beweegt zijdelings in een frontaal shot over de hoofden, allemaal kijken ze recht vooruit, zowel mannen, vrouwen, als kinderen, jong en oud, met diezelfde pijnlijke blik in hun ogen. Dezelfde close-up van het opgerold doek als in de eerste scene wordt getoond, er lijkt iets in te bewegen, onder te kronkelen.  Dit is een zeer kort, versneld beeld. Het geluid van het getik groeit verder (gedurende de hele scene), al bijna oorverdovend. Het vorige beeld, van de zijdelingse beweging over de hoofden gaat voort, gevolgd door weer een korte close-up, ditmaal van iemand die in de woestijnvlakte staat met een wit doek over het hoofd dat tot de grond reikt en zijn hele lichaam bedekt. De figuur staat rechtop en stil. Beeld van de zijdelingse beweging over de hoofden gaat hierna voort en het getik groeit.  Dit zijdelings bewegen stopt plots bij één persoon, weer een vrouw, staat even stil en wordt opgevolgd door beeld van twee waterige ogen die ons recht aankijken, hierdoor komt de focus op het getik te liggen, dat zeer luid is. Na vier of vijf tikken gaat het beeld bij elke tik steeds veranderen. De serie beelden waarnaar op overgeschakeld wordt, zijn:

-          Close-up van de lippen van haar mond.

-          Van haar vuile, beschadigde vingernagels.

-          Haar vuile enkels, waarop een rode striem te zien is, alsof ze geketend was.

-       Close-up van één waterig oog.

Het beeld blijft bij dit vierde, laatste shot (vh oog) in een beweging steken op de maat van het getik, blijft het zich in zelfherhalende sequensen afspelen. Dit gedurende minstens 10 tikken.

Scene 3: Oproep van de nummers

Het beeld wordt zwart en het getik stopt. Kort hierna weerklinkt een neutrale mannenstam die traag en streng nummers afroept:”number 61, number  62, number 63, number 64, number 65”. In het zwarte beeld verschijnt er na het zesde nummer een soort registratie van de stem, gekleurde pieken/ balken die met de stemkracht toe en afnemen. Telkens de stem een nieuw nummer uitspreekt, verschijn de balk weer in een andere veranderende kleuren.

Scene 4: Maskerade/de gang

Tussen het vermelden van twee nummers in, als het beeld dus zwart is, wordt er vanuit dit zwart vlak uitgezoomd en komen als het ware uit het oog van een masker gevlogen,  tot we het hele masker frontaal in beeld zien. Achter hem is een bruine muur/wand.

Ondertussen gaat de stem gewoon verder met de nummers. 

Hierna zien we het masker langs de zijkant bezien, erachter (dus eigenlijk ernaast frontaal gezien) staat een andere persoon in een soort harnas en ook met een ander masker in dezelfde stijl. De stem zal vanaf nu de hele film lang nummers blijven tellen, dit zacht maar hoorbaar op de achtergrond. Na dit zijdelingse beeld, springt het beeld over op het beeld van een gang, met haar brandpunt in de verte, in het midden gecentreerd. We zien dus de andere kant van de gang in het midden voor ons in beeld.  De beide zijwanden, het plafond en de vloer zijn daarbij in beeld gebracht. Ze zijn bruinkleurig, met zuilen versierd. De gang is leeg en in de opening aan de andere kant is één witte vlakte. Zeer langzaam, amper opmerkzaam zoomen we in, alsof we in de gang stappen. 

Dit duurt toch even (10tal seconden).  De witte opening blijft aan het einde van het beeld nog steeds veraf. 

Scene 5: Intrede van de baas

Na het beeld van de gang zien we weer het beeld van de twee wachters van dichtbij. Kort hierna zien we beide bewakers, nu van veraf opgenomen vanuit een camera die, in een grote hal met allerlei rijkelijke versieringen (andere kamers als in scene 4), in een bovenhoek tegen het plafond hangt. De camera kijkt dus uit op de hal en aan de verre linkerwand (niet de wand links van de camera) staan de twee wachters met hun masker, ieder aan een zijde van een doorgang. We horen het getik opkomen (dat we in het begin reeds hoorden) en zien na een aantal tikken een aantal korte shots van het onderste gedeelte van een wandelstok die, niet overeenkomstig met het getik, de grond raakt. Na deze serie van beelden zien we weer hetzelfde beeld van de gang met het witte vlak in de verte uit scene 3.

Ditmaal staat er in dit wit vlak in de verte een zwart silhouet met wandelstok en een hoed. In het beeld dat hierop volgt (getik duurt voort) zien we de bewakers die uit hun normale, gefixeerde positie een saluut uitbrengen (met het geluid van bewegend harnas). Volgend krijgen we een beeld met een gedeelte van een spiegel, de rand zeer chic en overdadig versierd, en horen het getik vanuit de verte aanzwellen, zien dan de onduidelijke reflectie van de figuur met wandelstok van opzij in de spiegel terwijl hij voorbij wandelt.

Hierna zien we een hand in handschoen die een grote, gouden zakhorloge vasthoudt, met de bovenkant naar boven en ons gericht. In het volgende shot palmt de zakhorloge ons hele beeld in, het getik is nu het getik van de wijzers en we horen uiteraard nog steeds de nummers die worden afgeroepen. Dit beeld duurt even,  namelijk zo’n 15tal seconden onafgebroken.

Hierna wordt het beeld afgewisseld met korte shots. Per seconde wisselt het beeld tussen dat van de horloge en het witte doek (zelfde als in scene 1, maar nu in een volledig zwarte achtergrond/ruimte) dat staande in de lucht zweeft, op de wind. Het beeld van de horloge wordt steeds meer ingezoomd op de grote wijzer, die per seconde tikt. Hierna vervaagt het getik in onregelmatige echo’s die tussen het getik steeds sneller komen en begint het beeld te schokken. De muziek wordt zo verstrooid, chaotischer en abstracter. Het beeld is nu volledig op de grote wijzer ingezoomd en via transparantie (doorschijnende beelden over elkaar) maken andere beelden hun intrede. Eerst met het beeld van een donkere gang, van de vloer uit genomen, die naar de duisternis in de verte toe beweegt.

Even later hierover ook het beeld van de vuile, magere mensen in hun even vuile, gebroken witte doeken die in rijen achter elkaar traag strompelen terwijl ze doods voor zich uit kijken. Het geluid begint nu ook meer over te gaan in het geluid van werkende machines (industrie) en de toon van een onheilspellende, donkere en zware hoorn. Steeds meer beelden komen over de andere beelden te liggen. (Meer beelden die de groep mensen vanuit andere perspectieven toont). Het geluid wordt oorverdovend hard. Dan is het beeld plots volledig wit en stil (geen geluid).

Scene 6: De deuren

Na vijf seconden wit beeld komt er van links (de camera draait traag) uit drie deuren in beeld, die op even grote afstand van elkaar staan (rondom en ook achter deze deuren is nog steeds volledig wit). De camera neemt de deuren in verschillende shots in beeld (frontaal, zijdelings, van boven uit).

Na 30tal seconden begint de stem weer met het afroepen van nummers (trager, 1-5 seconden onregelmatig stil tussen afroepende nummers), dit al fluisterend. Nog steeds spelen er verschillende shots van de deuren.

Na een vijtiental nummers krijgen we een frontaal gecentreerd beeld van de drie deuren op ooghoogte. Kort hierna kraakt er een deur (krakend hout). Piepend gaat de rechterdeur op een kier en komt er witte rook uit die langzaam grauwer, vuiler en grijzer wordt. Kort hierna kraakt er weer een deur (Ditmaal krijsend metaal- trein over spoorwegen geluid) en gaat de middelste deur open op een kier. Ook hier weer met dezelfde rookontwikkeling.

Tenslotte, terwijl het beeld zich langzaam met rook vult, kraakt de middelste deur (valse violen) en gaat ook deze open, rokend. Nu blijft de rook de eens witte ruimte vullen tot er niets meer zichtbaar is buiten de grauwe adem.

Scene 7: Fabriekshal

Terwijl de rook het hele beeld opvalt, begint de camera langzaam vooruit te bewegen door de rook (de deuren zijn er niet meer, enkel rook). Dit duurt enige tijd en het geluid van de nummers die afgeroepen worden, wordt vergezeld door het geluid van werkende machines (motoren, turbines, het slagen van hamer op metaal). Ondertussen reizen we nog steeds door de grijze waas.

Doorheen de rook verschijnen en verdwijnen zwarte schimmen die werken (balken dragen, met houweel werken, zware arbeid). Deze figuren vormen zich in de rook en met de rook, hebben dezelfde textuur als rook en verdwijnen ook als rook. Dit terwijl we nog steeds vooruit gaan. Ook komen er hopen materie uit de rook (vaste kleine deeltjes bv. hoop kolen, zand, zout, enz..).

Nadat dit laatste zich een minuut heeft voorgedaan, vormen zich twee figuren uit de rook (in de verte). Het zijn de bewakers met de maskers. De bewakers verschijnen niet enkel als zwarte schimmen maar duidelijker uit de rook (deels in de rook, deels uit, deels ook als rook, maar hun pakken zijn deels ook materieel echt qua vorm, textuur en kleur). 

Met het voorbij schrijden van de bewakers zijn er, niet al te luid, helse schreeuwen (pijnklanken, gejammer) te horen die blijven voortduren. Nadat de bewakers enige tijd weg zijn, komt er in de verte een andere schim tevoorschijn, die zich tot de man met het horloge vormt (draagt hoed, handschoenen, horloge, harnas, wandelstok, masker). We zoomen in tot zijn zwarte, levenloze glazen ogen waarin een reflectie zichtbaar is van brandend vuur. Het geschreeuw en het afroepen van de nummers gaat nog steeds door. Na het afroepen van sommige nummers klinkt er meteen een hamerslag. Tijdens deze scene volgt er tijdens zo’n hamerslag een kort beeld (1sec) van de hamer die op het hout (houten toonbank, zoals in rechtbank) slaagt en het hout dat versplinterd. Dit herhaalt zich drie keer (1 keer van hamer die op hout slaagt, tweede keer van houtsplinters die in de lucht vliegen, derde keer levensgroot porseleinen beeld van vrouw dat in stukken breekt).

 

Scene 8: De weegschaal

Nu zomen we weer weg vanuit de reflectie in de glazen ogen van de man met het horloge. De nummers worden nog steeds afgeroepen. Terwijl we uitzomen zien we dat de rook rondom de figuur verdwenen is. Naast hem staan de twee bewakers. Ze bevinden zich in een grote grauwe ruimte. We blijven gemoedelijk uitzomen. Vervolgens zien we voor de drie personages een reusachtige weegschaal staan. Naast de weegschaal staat rechts een rij mensen, één voor één achter elkaar, onverzorgd en enkel gekleed in vuile witte doeken (zoals in de eerste scenes).

Hier stopt het beeld met uitzomen en blijft het beeld vast gefixeerd. In de ene schaal links ligt er één enkel dollarbiljet (kort shot dat dit van dichtbij toont, hierna terug het vorige beeld). De schaal met het geld is naar beneden gedaald (weegt zogenaamd het zwaarste). De rij mensen stappen een voor op de andere schaal. Dit doen ze telkens als er een nummer afgeroepen wordt. De persoon gaat erna de weegschaal weer af, verlaat de ruimte langs rechts waarna er een volgend nummer wordt afgeroepen en de volgende persoon op de schaal stapt. Telkens weer weegt de schaal met het ene dollarbiljet zwaarder.

Nadat er een stuk of tien nummers afgeroepen zijn (steeds in gefixeerd beeld), krijgen we het beeld van de vuile enkels van de mensen (in dezelfde ruimte gesitueerd) die vooruit schuifelen. Ook weer hier tonen de enkels rode cirkels/brandwonden (van ketens), zoals uit scene 1.

Na dit beeld volgt er een beeld van de woestijn (scene1). Er woedt een zandstorm, die langzaam opklaart. Er wordt lichtjes ingezoomd. Het witte doek is onder zand begraven, met enkele stukken nog zichtbaar.